Hoe bent u op het idee bent gekomen voor de bouw van de Baak?
De eerste grote cursussen, die voor de personeelschefs, werden gehouden in huis Te Werve, de sportaccommodatie van Shell in Rijswijk. Daar hebben we twee jaar mogen verblijven, maar na twee jaar moesten we weg. We moesten om organisatorische redenen in de buurt van Den Haag blijven en er zat dus niet anders op dan naar hotels te gaan, want conferentiecentra zoals die nu bestaan waren er nog niet. Maar de hotellerie kon ons niet de accommodatie verschaffen die voldeed aan onze behoeften, al die hotels met tafels met die nagemaakte Perzische tapijten erop. Er waren ook geen mogelijkheden om jezelf te zijn, er was geen sfeer en ik verbeeldde me dat dit slecht was voor de ontwikkeling van de eenheid van de groep. Tegenwoordig is dit gelukkig allemaal anders. Op een gegeven moment zei één van mijn medewerkers, ik had er intussen drie: "Waarom maken we niet zelf een conferentiecentrum, dan ben je je eigen baas en kun je je eigen leslokalen inrichten en de maaltijden organiseren zoals je zelf wilt”. De strakke formule van tijdbesteding hebben namelijk altijd gehandhaafd. Dat betekent dat als wij zeiden dat we om half zeven aan tafel wilden, dan moesten we ook om half zeven aan tafel gaan. En dat convenieerde de hotelier wel eens niet. Ook de maaltijden lieten wel eens te wensen over. Een anekdote in Noordwijk waar we jaren zijn geweest. De baas deed het op zich wel goed. Hij had gelukkig een lokaal dat geen pijpela was, bezuinigde op eten. Dat heeft op een gegeven ogenblik tot het zogenaamde “krotenoproer” geleid. Kroten is een ouderwets voord voor rode bieten. Nou, op zekere dag werd ik opgebeld door mijn medewerker die zei:” zeg, we hebben hier een krotenoproer, de mensen eten de hele week ‘s avonds al kroten”. Dat was een duidelijk sein dat het zo niet verder moest. Maar niemand, zat -in 1956 - op een conferentiecentrum te wachten en de gedachte dat een ondernemersorganisatie er een zou bouwen, lag nog verder weg. Het plan moest dus worden verkocht.
Op een gegeven moment ben ik naar de voorzitter van het verbond gestapt, dat was toen MR F. de Graaf en naar de vicevoorzitter en de penningmeester en ik heb hun mijn plan voorgelegd. En tot mijn grote vreugde zeiden ze: “Daar zijn we voor”. Het enig voorbehoud zeiden ze dat. Met die drie mensen ben ik begonnen om alles voor te bereiden en de ideeën rijp te maken. Er waren drie uitgangspunten. In de eerste plaats moest het centrum dichtbij Den Haag liggen – de plaats van het Verbond-, want dat moest voor de organisatie en de ideeën zorgen. In de tweede plaats moesten de bouwkosten “a fonds perdu” worden verkregen – van leden van het verbond. We moesten het centrum dus cadeau krijgen, anders zouden de lasten te zwaar worden. Daar stond echter tegenover, en dat was het derde uitgangspunt, dat de activiteiten tegen kostprijs zouden worden geleverd. We hoefden dus geen winst te maken, het was immers dienstverlening aan de leden. Na verschillende bepeinzingen kwamen we tot de conclusie dat we het bedrag van anderhalf miljoen gulden moesten krijgen. Van de leden. Door toeval kwamen we erachter dat we in Voorschoten een terreintje konden kopen van 1 à 2 hectare voor twintigduizend gulden. De voorzitter en de vice-voorzitter riepen toen “doen, onmiddellijk doen”. Met het minimale vermogen van het CSWV hebben we het gekocht. Ik had toen in de Rotery, waar ik lid van ben geweest, een chef van de beplantingen in Den Haag en zei tegen hem: "Kan jij nou niet die tuin die er is, eens vast gaat beplanten want het duurt zolang voordat die bomen groot zijn." En dat heeft hij gedaan. Dus het terrein werd gekocht en de tuin werd door die man alvast aangelegd. Toen moesten we de boer op om die anderhalf miljoen binnen te krijgen. Bij iedereen ben ik langs geweest, eerst in het Algemeen Bestuur, waarin alle verenigingen vertegenwoordigd waren en later heb ik ook bij al die verenigingen zelf mijn verhaal afgestoken. Overal heb ik ook mijn maquettes mee naar toe gesjouwd. Maar ik had er zeer veel moeite mee belangstelling, laat staan enthousiasme, op te wekken.
Ondertussen moesten we ook een bouwvergunning hebben. Omdat er in die periode een grote woningnood was, moesten we naar de minister van Volkshuisvesting en Wederopbouw. De minister zei toen: "Meneer Maitland, ik vind het idee niet nutteloos, ik zou de vergunning graag geven, maar er is een grote woningnood en ik durf het politiek niet aan een werkgeversorganisatie een conferentiecentrum te laten bouwen." Hij zei echter wel dat als we een hotel zouden kopen en dat zouden verbouwen, het allemaal veel makkelijker was. Nou daar stond ik dus met mijn terreintje; het was nutteloos want er stond niets op. Twee jaar later hebben we het nog kunnen verkopen voor f 80.000, --. Op een dag kwam een van mijn medewerkers bij me en vertelde dat we in Noordwijk - aan de Astridboulevard - een hotelletje konden kopen, 'Astrid' heette het. Het stond ongeveer op de plek waar nu het restaurant van de Baak is. We gingen kijken en we vonden het wel aardig. Toen is de architect Gather weer aan het tekenen gegaan. Van het oude hotel bleef alleen een drempel over, een hoogteverschil. Dat kun je nu, beneden in de biljartkamer, nog merken, als je de bedrijfsruimte binnengaat, bij de linnenkamer. We gingen dus weer naar de minister en die zei: "Nou, de verandering is wel groot he". Ik zei: “De verandering is erg groot, maar het is toch een verandering". "Ja, ik geef de vergunning", zei hij. Nou, en dat nieuwe project, dat is het voorste stuk van de Baak, zoals die er nu staat.
We waren de koning te rijk. Maar we waren er nog niet, want het geld was er nog niet. Bovendien waren we tot de conclusie gekomen dat het centrum groter moest worden dan wij aanvankelijk dachten. De belangstelling voor ons werk nam snel toe. Het moest dus een groter centrum worden, met veertig in plaats van twintig kamers en niet met één zaal maar met dertig zalen en met discussiekamers. Het nieuwe plan kwam op een bedrag van ruim twee miljoen gulden. We gingen weer naar het Dagelijks Bestuur van het Verbond - van het CSWV dus. Wat er daar gebeurde is een schitterend verhaal. Toen ik het agendapunt had ingeleid vroeg de voorzitter: "Mijne heren, wat doen we? Het ogenblik is gekomen om een beslissing te nemen. Witsel heeft geen zin meer". Het werd stil in de zaai, niemand zei wat. De voorzitter vroeg me: "Maitland, zou je nog argumenten kunnen geven waar je zoeven niet bent opgekomen?" Ik zei: "Nee meneer de voorzitter, ik heb werkelijk alles gezegd wat er te zeggen is". De voorzitter weer: "Heren, u hoort het, wat doen we?" En toen fluisterde een man: "Maar meneer de Voorzitter, als het geld er nu niet is...dan kan het toch niet?". "Ja, dat zou je zo zeggen... Nu, Heren!" Het bleef doodstil. Toen zei hij: "Nou, mijne heren, ik begrijp uit het stilzwijgen van de vergadering dat men met het voorstel de Baak te bouwen akkoord gaat." De bouw van de Baak is in 1958 begonnen en op 17 juni 1959 werd de Baak geopend. Het geld dat wij tekortkwamen werd geleend en het Verbond nam de lasten op zich. Wij kregen het centrum cadeau.
Hieronder volgt het tweede deel van het interview met de heer Maitland dat wij de afgelopen zomer hebben gevoerd. Het verhaal gaat verder, hoe kan het ook anders, waar het voor de vorige keer ophield namelijk met het in gebruik nemen van het gebouw. "Met de totstandkoming van het gebouw, ging de belangstelling voor onze activiteiten met grote sprongen vooruit. Wij kregen spoedig gebrek aan logeerkamers en vergaderzalen. Voor het logies deden we een beroep op naburige hotels en voor de zalen werd een oplossing gevonden door een klein pension aan te kopen (pension Roozen). Door enkele verbouwingen werd het geschikt gemaakt voor bijeenkomsten. Ook het kantoor werd daar ondergebracht. "De Boei" heette dat gebouw. Wij ruilden het later voor een stuk terrein bij de Baak om de uitbreiding mogelijk te maken. Omdat we snel verder groeiden bleek De Boei namelijk een noodoplossing te zijn. Het gebruik van naburige hotels stuitte op grote financiële bezwaren en deelnemers voelden zich misdeeld als ze niet op de Baak onderdak konden krijgen. Onze reputatie leed er dus onder. We kwamen tot de conclusie dat onze groei zou worden gestuit als we de accommodatie niet zouden kunnen verdubbelen. Het duurde echter vele jaren voordat het besluit tot een verdere uitbreiding kon worden genomen, omdat de toenmalige voorzitter van het VNO weigerde mee te werken. Het VNO was in 1968 tot stand gekomen uit een fusie van het CSWV en het Verbond van Nederlandsche Werkgevers. Toen de heer Van Veen voorzitter werd van het VNO kregen we echter onmiddellijk toestemming voor de bouw. Ik kon nog meehelpen het besluit te nemen. Toen was mijn liedje uit: ik ging met pensioen. De periode die achter mij lag overziende, moet ik vaststellen dat het een worsteling van vele jaren was om het bestaansrecht van de Baak en daarna een taaie strijd om de groeikansen te verwezenlijken. Maar de wapenspreuk van de Zeeuwen indachtig, kan ik zeggen: "luctor et emergo"; Latijn voor: "ik worstel en kom boven in woelige baren (golven)"